Herdenking bij Monunument gesneuvelde indiegangers

EMMEN - Tijdens de herdenkingsdienst bij het monument ter nagedachtenis aan de 30 militairen uit Zuid Oost Drenthe die tussen 1945 en 1962 in het voormalige nederlands-Indie en op Nieuw Gunea in diesnt van het vaderland het leven hebben verloren sprak Lodewijk Broekman uit Namens namens de families van de omgekomen soldaten. Hieronder zijn indrukwekkend toespraak volledig:


Hoe erg is een oorlog? Hoe kan je dat beschrijven? Hoe kan je er over praten op een manier dat de ernst van de situatie over komt bij mensen. Of moet je gewoon vertellen wat er gebeurd is. Ik probeer dat aan de hand van het vertrek van mijn vader uit Nederland op reis naar Java, Nederlands Indië. Ik ben geboren vlak voor de invasie van Japan in Nederlands Indië.

Ik was dus nog een klein kind tijdens de bezetting en het kampleven. Wat valt daar allemaal over te vertellen. Wat weet je daar zelf nog van. Wat kan je achterhalen bij de meest betrokken mensen. Wat kan je halen uit de brieven geschreven door een vader aan zijn ouders in Holland. Toch is dat nog heel wat. Het is niet een gewoon leven en het was niet in een gewoon land. Ik heb mij dat later in mijn leven pas gerealiseerd, zoals dat wel vaker gaat.

Als je ouder wordt ga je over het verleden nadenken. In dat nadenken openbaart zich iets wat je nooit had kunnen denken. Het is wat ik altijd heb meegedragen in mijn leven, zoals ik gevormd ben, zoals ik reageer, zoals ik er uitzie, dat komt door Indië. En om nog duidelijker te zijn dat komt door Nederlands Indië. De periode van bijna 5 jaar speelt zich af in de 2e wereldoorlog op Java dat mooie eiland in Indonesië.

 

 

 

 

De wereld van Japan waar een groot deel van Azië door getroffen werd heeft veel mensenlevens beïnvloed, ook die van mij. En als het niet direct mij raakt dan heb ik dat aan mensen om mij heen vernomen zoals mijn moeder. Nooit is het meer dezelfde  vrouw geweest als voor de oorlog. Het gevaar, in de kampen, dagelijks op de loer maar ook de honger en de viezigheid die de Hollandse vrouwen dagelijks probeerde op te ruimen. Het tekent je. Maar ook de gedachte aan Japanners die ons als kinderen naar het leven stonden omdat wij kinderen waren van een Hollandse vader.

 

 

 

 

Japanners, ik heb ze altijd gehaat. Zij zijn degenen die ons gezin kapot hebben gemaakt door de dood van mijn vader. Terug van Birma heeft hij het toch niet overleefd. Japan waar ik niet los van kan  komen. En telkens als ik ze tegen kwam op straat draaide het om in mijn maag. Maar deze zelfde Japanners hebben mij terug gebracht naar de weg van vergeving. Yad va shem in Jeruzalem heeft daar een grote rol gespeeld. Geconfronteerd met het onstellende leed van de Joden in de 2e Wereldoorlog en het besef dat ik nooit verder zou kunnen leven als ik steeds met die haat werd geconfronteerd heb ik schoorvoetend mijn onmacht aan God beleden en mijn eerste stappen gezet naar vergeving aan Japan.

 

 

 

 

Zo heb ik ook nooit kunnen leven met het onrecht dat Holanders uit Nederlands Indië is aan gedaan. Tot het uiterste zijn ze gegaan voor Nederland. Het uiterste voor mijn vader was zijn dood. Verhuist naar Nederland heeft zijn gezin de omstandigheden van armoede mee gemaakt ondanks dat mijn vader met de rang van sergeant majoor is gestorven.

 

 

 

 

In 1995 ben ik terug geweest naar de plek waar ik geboren ben. Tjimahi. Waarom? Waarom ben ik daar naar teruggegaan. Nog zoeken? Kijken wat ik nog kan vinden van die meest bewogen tijd in het leven van veel mensen. Misschien wel. Ik heb wel veel gevonden. Het huis waar we gewoond hebben als gezin van Anne Broekman.

 

 


We hebben gewoond aan de Gemberweg en de Sapeursstraat. En de school die we als kleuter bezocht hebben. Mijn broer op de lagere school en ik heb de Fröbelschool bezocht. En de kerk die we bezochten in het leven toen. Maar dit bezoek was voor mij uiteindelijk het begin van mijn zoektocht naar het verleden. Natuurlijk was ik erg jong om er nog veel van te weten. Maar iets ging bij mij wel dagen. Maar uit eindelijk komt het door hem, Anne Broekman, dat ik er ben en kan ik mijn leven niet anders verhalen dan te beginnen met zijn geschiedenis.

 

 


1934

 

 

Anne staat aan de reling van het grote schip. Nog nooit had hij zulke grote schepen gezien. Maar dit was er een zeg. 2500 mensen kan het meenemen. Niet allemaal comfortabel, maar daar ging het ook niet om. Ze sliepen/woonden in grote ruimten met stapelbedden. Naast de bedden was aan weerszijden nog wat ruimte voor privé spullen. Dat was niet veel maar je moest tenslotte altijd kleren bij je hebben. En zeker naar de plaats waar hij heen gaat. Turend over de verre vlakten van het water denkt Anne na over  hoe het zo gekomen is dat hij nu op zo,n groot schip mee vaart naar verre landen. 21 jaar is hij nu.

Met een diploma van de H.B.S. op zak wilde hij verder studeren. Met weemoed denkt hij terug aan de veilige omgeving van het gezin waar hij uit komt. Pa is landbouwer. Anne zag voor zich zelf een boeren bestaan  niet zitten. Na de studie H.B.S. wilde hij eerst wat van de wereld zien. Hij zag een advertentie van de Nederlandse regering in de krant staan waarin ze jongeren uitnodigden om aan de slag te gaan in het verre Oosten.

Dat leek hem wel wat. Nederlands Indië, en met name Java, is een plek waar hij graag een keer wilde kijken. De regering bood de vrijwilligers die voor 6 jaar tekende bij de Landmacht, een opleiding aan tot onder officier. Anne is daarvoor eerst 2 jaar in Breda geweest bij de K.M.A. Naast verbindingsopleiding kregen ze ook nog les in Maleis en in Land- en Volkerenkunde. Ook werden ze van tijd tot tijd ingeënt tegen allerlei tropische ziekten

 

 

 
Nu is hij dan zover dat hij onderweg is. Het afscheid van de familie was aller hartelijkst maar ook een beetje verdrietig. 6 jaar elkaar niet zien is lang. Nog nooit was Anne langer dan een week van huis geweest. De tijd en omstandigheden lieten dat niet toe.

 

 

 

 

Een kreet vanaf het dek doet Anne opkijken. Er wordt geroepen dat ze het Suezkanaal naderen. Suezkanaal?

 

 

Nooit heeft Anne kunnen vermoeden dat hij nog eens zo dicht bij Egypte zou komen. De verhalen van zondagsschool en uit de kerk over Israël en Egypte kan hij zich nog heel goed herinneren.

 

 

 

 

Nogmaals een kreet vanaf het dek. Zijn vriend Ben staat te wenken. Langzaam loopt Anne naar de trap naar boven. Hij gaat naar het dek. De ingang van het Suezkanaal wil hij met eigen ogen zien.

 

 

Port Said is de stad die ze aandoen had hij gehoord. Langzaam vaart de M.S de haven binnen

 

 

Het is morgen wanneer ze aankomen in Port Said en erg rumoerig daar in de haven rondom hun boot. Arabische handelaars proberen met veel geschreeuw en voor veel geld hun koopwaar aan de man te brengen. Ze hebben van alles te koop, vooral veel tassen en ander lederwerk. Maar ook veel etenswaren zijn verkrijgbaar.

 

 


Ben wees Anne nog op die apennootjes en deed zijn linkerarm onder zijn rechteroksel waardoor hij een aapje na wilde doen. Anne dacht er over na om wat sinaasappels, bananen en toch maar die apennootjes te kopen.

 

 

Vooral die bananen en apennootjes waren een traktatie, want die had hij al tijden niet meer geproefd. Thuis was het geen dagelijkse kost en een delicatesse als vader deze dingen mee nam van de Zuidlaarder markt of zo.

 

 


's Middags gingen ze weer varen, maar even later lagen ze al weer stil. Ze zijn nog steeds in het Suezkanaal en als twee schepen elkaar daar passeren, moet er één stil liggen en dat zijn zij. Het is jammer, dat het vroeg donker is nu ze door het Suezkanaal voeren, want daar wil hij wel meer van zien.

 

 

 

 

Het grote schip naderde de havenstad Batavia al. Ze hadden gisteren en vandaag al hun bezittingen in hun plunje zak gedaan. Dat ging niet zomaar want alle kleren waren gewassen en gestreken en moesten netjes in de plunjezak.

 

 


Bij het aanmeren van het schip werd iedereen stil en keek met grote ogen naar het land en de stad die langzaam dichterbij kwam. Grote zeeschepen, stoomboten en zeilschepen, lagen aan de kade waar het krioelde van mannen die de schepen aan het laden en lossen waren. Deze mannen. die gemiddeld 30 cm. kleiner dan zij zelf waren, liepen met grote behendigheid met hun zware last over de loopplanken die tegen de boten lagen. Later, als ze verlof hadden, zullen ze hier nog vaak lopen om te genieten van het schouwspel.

 

 

 

 

Langzaam, onder een luid geloei van de scheepshoorn, naderde de M.s. de kade van Batavia. Nu was het dan gauw zo ver. De mannen keken op. Ze hoorde het bevel om gepakt en gezakt aan het dek te verschijnen voor de laatste instructies voordat ze het schip zouden verlaten. In lange rijen stelde zij zich op, de plunjezak voor hun benen. Ze krijgen te horen dat er een uiterste discipline wordt gevraagd om vooral aan het begin een goede indruk achter te laten bij de inheemse bevolking.

Een groot aantal legervoertuigen stonden klaar om de mannen te vervoeren. Terwijl ze de trap afliepen, die tegen boot aanlag, sloeg de vochtige warmte ze tegemoet. Het is februari en de natte moesson tijd was net voorbij maar de hoge temperaturen met de hoge luchtvochtigheid deed ze al snel transpireren. Ze moeten nog leren om met deze warmte om te gaan. Anne keek al snel even naar de sjouwers op de vrachtschepen die ook al een tempo lager liepen als ze in Nederland gewoon zijn.

 

 

 

 

Langzaam verlieten ze Batavia. Anne kon nog niet vermoeden dat hij hier ooit zal terug keren onder andere moeilijke omstandigheden.

 

 


1946 Terug uit Birma.

 

 

Na een korte periode rust heeft mijn vader zijn werkzaamheden weer opgepakt. Zijn werkzaamheden bij de Genie en speciaal de telegrafie deed hij met plezier. Zo kon je hem vinden achter het bureau om iets te organiseren, maar soms vond je hem ook als hij boven in een paal was geklommen om telefoonkabels te verbinden. Hij was in tijd ook opgeklommen tot de rang van sergeant majoor en stond op de nominatie om verder te stijgen in rang. Zijn houding tijdens de gevechtshandelingen spelen daar ook ongetwijfeld een rol bij.

 

 

 

 

Maar dan geheel onverwachts bleef hij thuis van het werk met een geweldige hoofdpijn. Men zegt dat de gevolgen van het lijden aan de “dodenspoorlijn in Birma” en het werken in de felle zon hem een hersenvliesontsteking hadden bezorgd. Mijn moeder vertelde mij dat hij ook nooit een pet op had als hij in de zon werkte. Zelf moest ik toen denken aan het moment dat mijn vader ‘s winters naar school ging en zijn moeder hem elke dag moest toeroepen “Anne doe een pet op want het is koud”, en Anne deed het, maar zo gauw als hij uit het zicht was deed hij de pet weer af.

 

 

 

 

Hij werd ernstig ziek.

 

 

Het was niet een lang ziekbed: daardoor was de tijd om iets te regelen ook erg kort. Zo kon het gebeuren dat het telegram over Anne’s ziekbed in Drenthe bij zijn ouders terecht kwam toen hij al was overleden.

 

 

Na een kort ernstig ziekbed kwam mijn vader dan te overlijden.

 

 

 

 

Ik hoop dat u, hoewel de tijd in een aantal jaren verschilt, dat u iets herkend heeft in wat ik verteld heb.

 

 

Ik ben u dankbaar, want toe het er echt op aan kwam in 1946 was u daar om ons te beschermen.

 

 

Het gaat u allen goed en Gods zegen op uw weg.

Reacties

Fotoboek

Social media

Advertenties

RAPIDE Internet

Agenda