Kolonel Hesp roept op tot blijven gedenken

EMMEN - Tijdens de herdenking van de gesneuvelde Drentze soldaten in Nederlands-Indi? bij het monument aan de Wilhelminstraat in Emmen leverde ook de heer Hesp, kolonel buitendienst oud-officierr van het Regiment AAT een bijdrage met een speech die hij beindigde met de kreet: "Blijft hen gedenken". Lees de volledige zeer gevoelige toespraak van de heer Hes onverkort.....> Herinneringstoespraak Indiemonument Emmen.


Zij werden geroepen …………..en zij gingen !
Wie waren zij en met welke verwachtingen gingen zij naar het zo verre en onbekende land ? In de aanvang gingen de OVW ers, de oorlogsvrijwilligers, die zich opgegeven hadden om de vijand, de Japanners uit Indie te verdrijven.
Ook beroepsmilitairen uit Nederland werden gereed gemaakt om te vertrekken. Later werden de dienstplichtigen opgeroepen en verplicht naar de Oost gestuurd.

Wat de verwachtingen waren ? Voor iedere categorie en individu was dit anders !
Plotseling na de atoombommen op Japan, capituleerde het Keizerrijk op 15 augustus 1945 en een grote chaos brak uit. Je moet er tussen gezeten hebben om de angst te voelen van een redenloze op moord beluste massa. Deze massa was gedurende de Japanse bezetting steeds opgefokt met haattirades tegen Amerika, Engeland en Nederland, waarbij Soekarno een prominente rol  speelde.

|Op Soekarno werd door de Indonesische jongeren druk uitgeoefend om de onafhankelijkheid van de Republiek Indonesia uit te roepen en dit gebeurde in Batavia op 17 augustus 1945. Deze jongeren, Pamoeda’s molesteerden en moorden onschuldige burgers van Nederlandse afkomst. Vooral de buitenkampers hadden er last van, maar ook de Nederlanders in de interneringskampen werden aangevallen en moesten beschermd worden door de Japanse voormalige bewakers.

Nederland stond machteloos, het had geen troepen in de archipel; Engeland was aangewezen om de Japanse krijgsmacht te ontwapenen en de rust te handhaven maar deed dat heel traag en met veel te weinig troepen zodat de situatie steeds ernstiger werd. De Indonesische, Japanse hulptroepen kregen van de Japanners steeds meer wapens in handen, die later tegen de Nederlanders gebruikt werden.

In deze periode zat ik veilig bij onze Javaanse familie in de bergen zuid van Semarang en keken van boven op de laag gelegen vlakte bij Ambarawa en Banjoebiroe neer en zagen de strijd die daar uitgevochten werd. Zonder te weten wat er precies gebeurde.


Bij ons in de kampoeng moest iedereen een rood/wit vlaggetje op de borst dragen en de volwassenen moesten met de bamboe speren voor het huis de wacht houden en gereed (bersiap ) staan voor het geval de vijand kwam.
Na enige tijd moesten alle mensen, die enig Nederlands bloed in de aderen had het concentratie kamp in. Wij werden ook opgehaald en begeleid door onze huilende Javaanse familie afgevoerd.

Van uit de bescherming van het interneringskamp zag je van alles gebeuren , vermeende spionnen werden mishandeld en vermoord, Indonesische bewapende mannen liepen parades, gereed om de vijand te ontvangen.
Na nog een ander kamp in Salatiga werden wij overgeplaatst naar het beruchte kamp Banjoebiroe, waar wij nog restanten van de strijd tussen Indonesische bendes en de verdedigers van kampbewoners ,waarschijnlijk Engelsen, zagen.

Na enkele maanden werd ons gezin plotseling vrij gelaten en gingen wij naar mijn Javaanse grootmoeder ,die op een boerderij in de bergen woonde. Van de strijd hoorden wij alleen nog als er een kampoengbewoner gesneuveld was . Na verloop van  tijd vond mijn moeder dat het tijd werd dat ik naar school moest ,ik was tenslotte bijna 10 jaar en nog niets geleerd.

Het school gaan ging gepaard met een verhuizing van mijn moeder, mijn broertje en ik naar Salatiga. Op school werd ik weer geconfronteerd met de Indonesische vrijheidsstrijd. Op een dag werden wij uit de klas gehaald en naar een aantal autobussen gebracht waar de lijken van Indonesische militairen lagen, op weg naar het Indonesische Ereveld dat even verder lag. Wij brachten een laatste groet ( hormat ).

Als Nederlands-Indische jongen werd je uiteraard gediscrimineerd en moest je jezelf maar zo klein mogelijk maken en zo positief mogelijk je omgeving tegemoet treden. In Salatiga hoorden wij dat  vader in het Japanse krijgsgevangenkamp was overleden, mijn moeder was heel verdrietig, ik was pas 5 jaar toen mijn vader in krijgsgevangenkamp ging en kon hem nauwelijks herinneren.

Het was juli 1947, wij kregen vakantie en gingen bij oma logeren, groot feest ! Mijn moeder had nog wat zaken in Salatiga te regelen en wij gingen vast. Voordat mijn moeder bij ons in de bergen kwam,begon de eerste politionele actie met de verovering van Salatiga en alle Indonesische troepen trokken zich terug in de bergen en wij moesten van de boerderij van mijn grootmoeder weg, nog verder de bergen in. Vanuit onze nieuwe woonplaats konden wij Salatiga zien branden. Ook de Nederlandse huizen langs de verharde weg werden in het kader van de politiek van de verschroeide aarde afgebrand. Wij dachten aan onze moeder, wat zou haar overkomen zijn, zou zij nog leven?

De aanwezigheid van Indonesische fronttroepen was voor ons een groot gevaar. Dank zij de tussenkomst van een Javaanse buurvrouw werd voorkomen dat ik dood geschoten werd. Even later werden mijn broertje en ik opgehaald door de Indonesische militaire politie en bij hen in bescherming genomen; mijn grootmoeder mocht iedere dag komen. De commandant zorgde goed voor ons en lette er op dat wij ons iedere dag goed gingen wassen en schone kleren aantrokken en hield ons constant in de gaten, want er waren steeds weer kwade elementen die het op ons voorzien hadden.

De Nederlandse actie ging ook onze kant op en de strijd verplaatste zich langs de weg richting Magelang en Jokyakarta. Onze commandant vond dat wij over de bergen door het terrein naar Jokya moesten gaan, er werd afscheid genomen van oma met de verzekering dat de commandant goed voor ons zou zorgen en wij gingen. Door sloten liepen wij de berg op en probeerden niet opgemerkt te worden door een verkennings vliegtuigje, dat boven ons rondcircelde.

Toch dachten wij dat wij opgemerkt waren, want regelmatig werd van grote afstand op ons geschoten. Ik was angstig want de kogels floten om je heen, de commandant stelde mij gerust door te zeggen dat fluitende kogels al voorbij zijn. Wij naderde een Camara bos waar een aantal mannen zich verborgen hielden, de commandant sprak met hen, waarna hij ons aanwijzingen gaf om door het bos te lopen en een gras veld over te steken.

Hij nam van mij afscheid en zij mij om me over te geven aan de Nederlanders, want die zaten in de hoger gelegen bosrand, hij en zijn adjudant zouden ontsnappen. Inmiddels had onze colonne, bestaande uit een aantal ongewapende Indonesische militairen, Indonesisch medisch personeel en vrouwen die in onze keuken werkten,  zich reeds in beweging gezet en ik kon ternauwernood aansluiten en kwam als laatste op het grasveld. Binnen een paar minuten veranderde het grasveld in een hel van vuur en kluiten aarde.

Met kruipen en rollen kon ik achter een rotsblok komen en dekking zoeken tegen de kogels en nu maar afwachten wat er komt. Even later was het stil en soldaten in camouflage pakken stormde de helling af en verzamelde ons. Zij spraken Nederlands en een gevoel van bevrijding stroomde in mij. Voor het eerst in mijn leven !

Wij werden gefouilleerd , bij een vrouw werd een handgranaat in haar blouse gevonden en bij mij een .50 patroon die een dag geleden in mijn mand was blijven zitten,bij een munitietransport. De ongewapende Indonesische militairen legitimeerden zich en kregen te horen dat zij krijgsgevangen  werden. De vrouwen met uitzondering van degene met de handgranaat en het rode kruis personeel mocht terug naar de kampoeng waar wij vandaan kwamen, de rest moest de Nederlandse militairen volgen naar een verzamelpunt in het vakantie oord Kopeng. Hier kregen wij een krijgsgevangenkaart om de hals,er werd een foto gemaakt en werden in een ruimte gezet met prikkeldraad om ons heen. Na ongeveer een halfuur werden wij opgehaald door de kapitein Assink van de Nederlandse militaire politie en meegenomen.

Via allerlei wegen en met verschillende vervoermiddelen werden wij thuis bij mijn moeder in Salatiga afgezet.
Nu nog als ik met Indie veteranen te maken heb denk ik aan dit moment en ben ik hen nog steeds dankbaar !
Tijdens ons verblijf in Salatiga heb ik veel contact gehad met de Nederlandse soldaten, eerst met de soldaten van 2-13 RI, het Limburgse OVW bataljon dat ons bevrijd had en later met de eerste dienstplichtige soldaten van 5-5 RI.

Ik heb gezien in welke primitieve omstandigheden zij gehuisvest waren en hoe groot hun plichtsgevoel was. Ik probeerde steeds met de waterwagens mee te rijden naar de buitenposten en vaak lukte dat ook. Hier kon je zien hoe zij leefden op de buitenposten en welke gevaren er dreigden.

De oorlog in Indonesië was geen gewone oorlog, een groot deel van de Indonesische strijdkrachten verborg zich onder de burgerbevolking en terroriseerden deze bevolking ook. Er waren ook goed gedisciplineerde troepen met idealen, die streefden naar een vrij Indonesië.

Het bestrijden van de bendes werd soms hard gevoerd en over en weer gebeurde wel eens wat. In Indonesië hadden de Nederlanders om ernstige brandhaarden te bestrijden het korps speciale troepen, die hard moesten optreden en gebieden weer toegankelijk maakten.

Wat nu gebeurd door bepaalde juristen om onze soldaten met de huidige normen aan te klagen en de Nederlandse regering geld af te troggelen, doet mij diep schamen !

Met diepe dankbaarheid denk ik terug aan de Indie veteranen en hun gesneuvelde kameraden,waaronder een oom van mij. Zij werden geroepen…………….En gingen ! Zij onder anderen die hier op het monument staan bleven achter.

Blijf hen gedenken !


Samen met de heer Achterhof van de stichting Monument Emmen legde oud-officier Hesp als eerste een kranms bij het momunent. (Zie ook het fotoboek)

Reacties

Fotoboek

Social media

Advertenties

RAPIDE Internet

Agenda